Het Centraal Bureau voor Statistiek (CPB) doet regelmatig onderzoek naar het geluksgevoel van de Nederlanders. Vorig jaar bleek dat 9 op de 10 Nederlander zich gelukkig voelde. Toen ik dat las moest ik toch wel even fronsen met mijn wenkbrauwen. Veel dingen wijzen erop dat Nederlanders juist niet tevreden of gelukkig zijn: weinig vertrouwen in de overheid, het dikke Ik met het korte lontje, ongerustheid vanwege de economische en ecologische ontwikkelingen, de toenemende dreiging van de terugkeer van oorlog.
Wat is geluk? Kun je een moment beschrijven dat je echt gelukkig bent? Dat is een prikkelende vraag. Geluk is meer dan een extatisch moment: bijvoorbeeld wanneer je in de zon op de Malediven je cocktail ligt te drinken, of dat ene moment van vereniging met de liefde van je leven, of het opgaan in de grootsheid van natuur of kunst. Die momenten gaan voorbij. En dan begint de sleur – opnieuw. Echt geluk vindt je in die sleur: geluk gaat vooraf aan extatische momenten. Geluk ligt besloten in een fundamentele levenshouding, die zich niet van de wijs laat brengen door het moment, maar er zich hooguit erdoor laat versterken.
Waarin bestaat die levenshouding? Je kunt haar in één woord samenvatten: vertrouwen. Dat is de grote uitdaging van onze tijd: wie of wat kun je (nog) vertrouwen? De overheid, de kerk(en), de epidemiologen, de jeugdzorg, je collega, je partner…? Dé crisis van onze tijd is een vertrouwenscrisis. En als er geen vertrouwen is, kun je nooit echt gelukkig zijn.
‘Zalig zij…’. Een oud en misschien outdated woord, zalig. Maar het betekent gewoon: gelukkig zij... Wanneer Jezus de woorden ‘Zalig zij…’ uitspreekt doelt Hij op het geluk als een fundamentele levenshouding. Een houding die niet afhankelijk is van een extatisch moment, maar vorm krijgt in de sleur – en zelfs tegenslagen en teleurstellingen - van alledag. Een houding die zich niet laat leiden door wantrouwen en ongeloof, maar door vertrouwen en geloof. Een houding die, ondanks alles, bereid is op te bouwen, en niet af te breken.
We lezen deze weken uit de brief van Paulus aan de christenen van Korinthe. Daarin wordt beschreven hoe een gemeenschap aan zichzelf ten onder gaat, omdat het vertrouwen in elkaar en in God ontbreekt. Daardoor ontbreekt de dienstbaarheid aan God en elkaar en staat eigen geluk voorop.
Zijn we echt gelukkig, ook in onze parochie? Je kunt de vraag ook anders stellen: hoe staat het met ons vertrouwen in God, onszelf en de naaste, met het leven in onze parochie? Dat is een vraag die iedereen voor zichzelf moet beantwoorden. Als goed filosoof kan ik hem alleen maar stellen…
Diaken René de Weerd