In onze supermarkten zien we tegenwoordig regelmatig een aanduiding dat bepaalde voeding ‘halal’ is. Dat is voor moslims een belangrijke aanduiding, want als het niet halal is dan mogen ze het niet eten.
Zo is er bij de joden het voorschrift dat het voedsel ‘koosjer’ moet zijn. In beide gevallen is met name varkensvlees uit den boze. Mogen joden en moslims dan minder genieten? Ik hoorde ooit een toelichting door een jood. Hij zei: wij mogen genieten van het leven, maar met wat kleine beperkingen. Die moeten ons herinneren aan onze afhankelijkheid van God, de Gever van alle goede gaven.
Als niet-joodse christenen zijn we niet gebonden aan zulke voorschriften. Mogen we dan onbeperkt lichamelijk genieten: eten, drinken, seks? Natuurlijk niet. We kennen allemaal excessen die gewoon niet-goed zijn. Waar liggen de grenzen? In het verleden is er gezocht naar heel wat duidelijke regels die konden helpen, met name bij de opvoeding. Maar dat wordt dan in onze tijd soms aangevoeld als betutteling.
Het lijkt een mooi ideaal om te genieten van alles wat het leven maar kan bieden. Dan moeten we toch wel oppassen om elkaar niet in de weg te lopen. Helemaal toegeven aan mijn genotzucht kan slechte gevolgen hebben voor mijzelf en voor anderen. Denk bij voorbeeld aan dronkenschap.
Om echt te kunnen genieten moet ik beperkingen aanvaarden in respect voor God, voor mijn medemensen en voor mijzelf.
Zonder ‘hallal’ en ‘koosjer’ moet ik zelf grenzen ontdekken met wijsheid en fijngevoeligheid. Als christenen, als kerk, kunnen we elkaar daarbij helpen. Dan ontdekken we zeker ook weer oude wijsheden. Daarin vinden we een hulp om zeker wel te kunnen genieten, maar vrij van genotzucht.
In die vrijheid kunnen we ons trainen door voor korte of lange tijd onszelf extra beperkingen op te leggen: afzien van bepaalde genietingen. Dat is de oude wijsheid van dagen van vasten.
Pater Leo van der Klaauw