Credo. 'Ik geloof'.
Zo begint de tekst die 1700 jaar geleden in Nicea werd geformuleerd. We kennen de tekst als de geloofsbelijdenis. De technische term is het symbolum nicenum. Het is niet zomaar een tekst die door iemand is geschreven, in een moment van persoonlijke inspiratie. Het is de vrucht van een oecumenisch concilie, een grote kerkvergadering waar alle lokale kerken vertegenwoordigd waren.
In de geloofsbelijdenis komen alle grote christelijke thema’s aan bod: schepping, verlossing, menswording van God, opstanding uit de dood, vergeving van de zonden en het eeuwig leven.
We bidden de geloofsbelijdenis vaak gemeenschappelijk, als uit één borst. Toch begint zij met ‘ik geloof’. Fundamenteel is of jij, als degene die de geloofsbelijdenis bidt, ook daadwerkelijk gelooft in datgene wat je zegt. Alleen dan kun je, op basis van de gemeenschappelijke tekst, een gemeenschap vormen. Er moet iets zijn wat je bindt. En dat is de inhoud van het geloof dat je belijdt.
Onze tijd laat veelal zien dat we die gemeenschappelijke dimensie uit het oog verliezen. Het individuele geloof staat voorop: mensen formuleren hun ‘eigen’ geloofsbelijdenis. In dat opzicht zijn ze kinderen van de tijd: ieder zijn eigen waarheid, zijn eigen geloof, zijn eigen ding. Dan blijft er weinig over wat verbindt.
Als je de gemeenschap wilt zoeken, of het nu in kerk of maatschappij is, moet je zoeken naar wat gemeenschappelijk is, wat verbindt. Dat is bij de toenemende verschillen niet makkelijk. De grote kerkvergadering van Nicea probeerde het door een geloofsbelijdenis te formuleren. Een tekst die iedere gelovige uitdaagt diep in zijn hart te kijken en over fundamentele thema’s met elkaar in gesprek durven gaan. Iets om in te geloven.
René de Weerd, diaken