Op haar telefoon laat zij mij foto’s zien. De nachtopvang in de metrogangen van Kiev, één nacht. Wat dekens en kussens op de kale grond tussen mensen die al een tijdje in die gangen hun intrek hadden genomen. Bijna geen wc’s; daar is de metro uit de communistische tijd niet op bedacht.
De opvang in Polen, twee nachten. Veldbedjes in een sporthal tegen elkaar aangezet. Geen ruimte tussen de zijkanten, alleen aan het voet- en hoofdeinde 25 cm zodat je tussen de rijen bedjes door kon lopen. Je spullen, die moesten op het veldbedje erbij. Geen dekens. toilet buiten, douches 1 op duizend mensen.
Ze scrolt door op haar telefoon naar Berlijn, 48 uur in coronadetentie. Officieel geen detentie natuurlijk – Oekraïners worden in principe niet vastgezet – maar er moest twee keer getest worden in groepen, en dan mocht je letterlijk, de tent niet uit. Redelijk ruime tent, vrijstaande veldbedden, schoon beddengoed, en per tent van tien mensen, vier douches en vier wc’s. Laatste foto, de stacaravan waar haar dochter en zwager al in woonde. Kleine, maar eigen kamer, beddengoed en badkamer delen met drie mensen.
Ze laat mij deze foto’s zien terwijl wij samen Engels oefenen. Eigenlijk communiceren wij via de vertaalapp op de telefoon, want haar Engels staat nog in de kinderschoenen, en hoe hard ze ook werkt aan haar Nederlands, echt communiceren gaat nog niet.
Via de telefoon vertelt zij over haar vlucht, nu vijf maanden geleden, over haar man die gebleven is om te vechten en te verdedigen. Te vechten tegen de indringers van hun land en hun huis te verdedigen tegen plunderende mensen. Ze vertelt over de slaapplaatsen, de aardige mensen onderweg, maar ook de onaardige mensen. Ze vertelde over de angst, het verdriet, haar moeder die te oud is om te reizen maar haar naar het westen heeft gestuurd om straks de boel weer op te kunnen bouwen en niet verkracht te worden….
Er staan tranen in haar ogen, daarna begint ze te glimlachen. Nederland is een goed land, zegt ze, en de mensen zijn (bijna allemaal) aardig. Ondertussen hoeft haar man hun oude huis niet meer te verdedigen, dat is door raketten verwoest. Ze heeft hier nu werk in de plantsoenendienst, ze is al op de bruiloft van een collega geweest. Thuis, in Oekraïne was zij hoofdverpleegkundige, had een huis, een moestuin, een man die burgermeester was en ze had een beetje gereisd: Spanje, Griekenland.
Nu woont ze in een stacaravan, werkt ze voor een gemeente en heeft een tomatenplant in een pot. Ze probeert 2 nieuwe talen te leren, zich aan te passen aan een nieuw leven, en ze probeert contact te houden met haar land. Ze vindt Nederland mooi, op de fiets verkent zij ons land.
Als ik vraag of ik nog iets voor haar kan doen, anders dan talen oefenen, dan kijkt zij mij bezorgd aan. Ze heeft gelezen over de stijgende prijzen en dat Nederlanders het nu ook vaak moeilijk hebben om alles te kunnen betalen. Zij redt het wel met haar familie in die stacaravan zegt ze. Maar ze vraagt of ze iets voor mij kan doen, of ik het wel red.
Ik ben er stil van.
Johanneke Bosman, pastoraal werker