In het evangelie van de komende zondag geneest Jezus de blinde Bartimeüs. Hij verlangt er zo naar dat hij zien mag. Vandaar zijn kreet: “Heer, dat ik zien mag”. Mensen die slechtziend worden of helemaal blind, weten wat het is: niet meer kunnen zien. Ogen zijn een kostbaar bezit. Blindheid is verschrikkelijk.
Als kind probeerde ik soms een minuut mijn ogen te sluiten en zo mijn weg te vinden. Ik hield het nog geen tien seconden vol. Wat voel je je dan hulpeloos! Daarom is dit evangelie aanleiding om wat dieper in te gaan op het woord blindheid.
Voor Marcus is blindheid van de bedelaar het beeld van de verblinde mens, een mens die niet het licht in zijn ogen, maar het licht in zijn hart mist. Hebben ook wij op sommige dagen niet het gevoel bij de pakken neer te zitten, zoals de blinde Bartimeüs aan de kant van de weg?
Het zijn die dagen dat wij de indruk hebben dat de zon alleen voor anderen schijnt, dat voor ons alles duister is, ook voor liefde, die nochtans heel dichtbij voorbijkomt. We zijn dan vooral in onszelf gekeerd en sluiten ons af van het echte leven.
Er kunnen momenten in ons leven zijn, dat we niet zien hoe het verder moet, of welk besluit we moeten nemen. In het contact met Jezus en het geloof in Hem, mogen we hopen op meer zicht.
Behalve lichamelijk blind kunnen we ook geestelijke blind zijn, zodat we niet meer zien, waar het eigenlijk om gaat. Die blindheid kan ons allemaal treffen. Daarom dat ook wij mogen uitroepen: “Heer, dat ik zien mag”.
Pater Titus Ikyomke