De Evangelies laten zich lezen als een reisverslag. Het ene (Lucas) wat meer dan het andere. In het Evangelie van Johannes, waar wij de 3e Zondag van de veertigdagentijd uit lezen, reist Jezus jaarlijks naar Jerusalem, zoals vrome Joden gewoon waren. Deze eerste keer in zijn openbare leven, is direct schokkend. Hij rost de kooplieden de tempel uit. Stevig visitekaartje.
De tempel die Hij aantreft, is niet de tempel die Hij zich voorstelt, op grond van de H. Schrift. Een ongelijkenis, die correctie behoeft. Wat niet deugt mag worden hersteld.
Ook op zijn reizen komt Hij veel tegen wat niet deugt: ziekte en zeerte, ongerechtigheid, misdaad, hypocrisie enz. enz.. De Tien Geboden komen niet tot hun recht.
Als wij rondlopen in onze wereld, kunnen wij dat nog steeds zien, ook al er is grote vooruitgang geboekt. Toch zijn we er nog niet. Waar zijn we nog niet? We zijn nog niet in het land van gelijkenis! Nog niet in die stad van vrede, het nieuwe Jerusalem, wat letterlijk stad van vrede betekent, stad van shalom. Vrede heeft een universele menselijke betekenis. Eeuwen later noemen Islamieten één van hun steden in Afrika net zo: Dar es Salaam. Exact dezelfde betekenis. Jezus’ Blijde Boodschap is niet enkel Godswoord, maar gelijktijdig een diep humane menslievende boodschap. Liefde en gerechtigheid brengen vrede.
Als Jezus voor de laatste maal aankomt bij Jerusalem, beweent Hij deze stad, omdat de inwoners zijn als schapen zonder Herder. Het slotakkoord van zijn reisverslag kent een dramatisch einde. Dat heeft Hij over voor het herstel. Het lijkt een dramatische mislukking, dwaasheid, maar de Verrijzenis draait het perspectief om. Die dwaasheid, blijkt Gods wijsheid. Gods liefde heeft het laatste Woord. Wij hoeven niet mismoedig te raken.
Wij mogen met de ieder van ons gegeven middelen en talenten blijven bouwen aan het land van gelijkenis. Dat land, die stad die gelijkt op de oorspronkelijke staat van de schepping en de mens die gelijkt op God, naar wiens beeld en gelijkenis de mens immers is geschapen.
Dat is niet alleen een kwestie van politieke keuzes, ook al mogen wij die binnenkort weer maken, maar is op de eerste plaats een omgaan met de ongelijkenis in ons eigen leven.
Het kwaad is in de wereld, maar wijzelf maken daarmee dan ook deel uit van structuren van kwaad. Niet slechts door het te doen, maar evenzo door het te accepteren. Die ongelijkenis knaagt bewust of onbewust aan ons geweten, wat ons brengt tot of een louter en vaak overdreven activisme of een nonchalance die tot een soort decadentie leidt. De cultuur waarin wij leven heeft op onszelf weliswaar grote invloed, maar uiteindelijk is die cultuur het samenstel van vele individuen. Ons geweten mogen wij niet sussen, maar kan een krachtig middel zijn om onze ziel te laten groeien en zo bij te dragen aan de cultuur.
De veertigdagentijd is bij uitstek geschikt daarop te reflecteren. Er is wel eens gezegd, dat de kerkvader Augustinus ons gewezen heeft op de erfzonde, maar dat ontwikkelingspsychologen ons hebben laten zien hoe dat dan werkt. We houden het in stand en geven het door.
Niet alleen de grote tempel moest worden gereinigd, maar ook de kleine tempel van onze ziel. Ons geweten, gevoed door Geest en Woord is het gereedschap. Pak niet gelijk de gesel, maar neem eens de tijd om hierover na te denken en te mediteren. De Geest zal u bijstaan, wanneer u daar om vraagt. Ga dat rijtje van de Tien Geboden, maar weer eens na vanuit de dimensies, woord en gedachte en doen en laten. Maar doe dat wel in het vertrouwen, dat God zelf u bijstaat en dat zijn menslievendheid het laatste Woord is. De alpha en de omega. Opstanding is onze zekerheid.
Embregt Wever